constructieprincipes voor bruggen
Welke constructieprincipes gebruiken we om bruggen te construeren?
Welke constructieprincipes gebruiken we om bruggen te construeren?
De boogvorm kan een grote last dragen. In de boog ontstaat dan druk, terwijl in het dek een zone met trek ontstaat.
Maatgevend voor boogbruggen is de asymmetrische belastings-situatie. Een netwerkboogbrug is in die omstandigheden stabieler. Daardoor kunnen netwerkbogen slanker geconstrueerd worden.
Bij een vakwerkbrug liggen de onder- en bovenstaven van de spanten relatief ver uit elkaar. Hoe hoger het vakwerk, hoe verder. Zo werkt het gebruikte materiaal heel effectief en realiseren we een lichte constructie.
Het kokerligger principe kan in staal en beton uitgevoerd worden. Een koker koppelt een grote buigstijfheid aan een grote torsiestijfheid. Dit maakt een kokerligger geschikt om gebogen bruggen mee te bouwen.
De tuien van een pyloonbrug dragen het dek en leiden de belasting naar de pyloon. Dit werkt het meest efficiënt in symmetrische situaties waarbij de krachten aan weerszijden elkaar in evenwicht houden.
Een extradosed brug combineert principes van de kokerliggerbrug en de pyloonbrug. De kabels leiden de belasting naar de pylonen en zetten tegelijk de kokers onder druk. Zo kunnen deze een grote belasting dragen.
De liggers overspannen de afstand tussen de opleggingen. Hiermee kunnen enkelvelds- en meerveldsoverspanningen worden gemaakt. Het dek rust op de liggers.
Dit principe is ontwikkeld door Arthur Vierendeel (1852-1940). De staven in het raamwerk worden momentvast met elkaar gekoppeld. Zo wordt het raamwerk buigstijf en kan het de belasting van het dek doorgeven.
Vergelijkbaar met de vakwerkbrug maakt een trogligger gebruik van de hoogte van de wand. De druk- en trekzone in de wand liggen relatief ver uit elkaar zodat een efficiënte brug ontstaat. Omdat hele hoge wanden het zicht teveel ontnemen is dit principe niet erg geschikt voor overspanningen boven de 20 meter.
Voor kleine overspanningen kan een eenvoudige plaat gebruikt worden. Voor smalle bruggen wordt één betonplaat toegepast. Bij grotere breedte – en dus ook gewicht – kan de brug in twee delen worden geplaatst en vervolgens aan elkaar worden gestort.
De Prefab-leveranciers ontwikkelden volstortliggers. De liggers worden met een kraan geplaatst. De onder-dwarswapening en de bovenwapening wordt aangebracht. Vervolgens wordt het brugdek volgestort. Zo kunnen overspanningen tot 19 meter worden gerealiseerd.
De Prefab-leveranciers ontwikkelden railliggers. De liggers worden met een kraan geplaatst. De verloren bekisting wordt aangebracht op de liggers. Vervolgens wordt de druklaag / brugdek gestort. Geschikt voor grotere overspanningen tot 55 meter.
Maatgevend voor boogbruggen is de asymmetrische belastingssituatie. Een netwerkboogbrug is in die omstandigheden stabieler. Daardoor kunnen netwerkbogen slanker geconstrueerd worden.
De tuien van een pyloonbrug dragen het dek en leiden de belasting naar de pyloon. Dit werkt het meest efficiënt in symmetrische situaties waarbij de krachten aan weerszijden elkaar in evenwicht houden.
De Prefab-leveranciers ontwikkelden railliggers. De liggers worden met een kraan geplaatst. De verloren bekisting wordt aangebracht op de liggers. Vervolgens wordt de druklaag / brugdek gestort. Geschikt voor grotere overspanningen tot 55 meter.
De Prefab-leveranciers ontwikkelden volstortliggers. De liggers worden met een kraan geplaatst. De onder-dwarswapening en de bovenwapening wordt aangebracht. Vervolgens wordt het brugdek volgestort. Zo kunnen overspanningen tot 19 meter worden gerealiseerd.
Voor kleine overspanningen kan een eenvoudige plaat gebruikt worden. Voor smalle bruggen wordt één betonplaat toegepast. Bij grotere breedte – en dus ook gewicht – kan de brug in twee delen worden geplaatst en vervolgens aan elkaar worden gestort.
Vergelijkbaar met de vakwerkbrug maakt een trogligger gebruik van de hoogte van de wand. De druk- en trekzone in de wand liggen relatief ver uit elkaar zodat een efficiënte brug ontstaat. Omdat hele hoge wanden het zicht teveel ontnemen is dit principe niet erg geschikt voor overspanningen boven de 20 meter.
Maatgevend voor boogbruggen is de asymmetrische belastings-situatie. Een netwerkboogbrug is in die omstandigheden stabieler. Daardoor kunnen netwerkbogen slanker geconstrueerd worden.
Dit principe is ontwikkeld door Arthur Vierendeel (1852-1940). De staven in het raamwerk worden momentvast met elkaar gekoppeld. Zo wordt het raamwerk buigstijf en kan het de belasting van het dek doorgeven.
De liggers overspannen de afstand tussen de opleggingen. Hiermee kunnen enkelvelds- en meerveldsoverspanningen worden gemaakt. Het dek rust op de liggers.
Een extradosed brug combineert principes van de kokerliggerbrug en de pyloonbrug. De kabels leiden de belasting naar de pylonen en zetten tegelijk de kokers onder druk. Zo kunnen deze een grote belasting dragen.
De boogvorm kan een grote last dragen. In de boog ontstaat dan druk, terwijl in het dek een zone met trek ontstaat.
Bij een vakwerkbrug liggen de onder- en bovenstaven van de spanten relatief ver uit elkaar. Hoe hoger het vakwerk, hoe verder. Zo werkt het gebruikte materiaal heel effectief en realiseren we een lichte constructie.
Het kokerligger principe kan in staal en beton uitgevoerd worden. Een koker koppelt een grote buigstijfheid aan een grote torsiestijfheid. Dit maakt een kokerligger geschikt om gebogen bruggen mee te bouwen.
Het doosligger / kokerligger principe kan in staal en beton uitgevoerd worden. Een koker koppelt een grote buigstijfheid aan een grote torsiestijfheid. Dit maakt een kokerligger geschikt om gebogen bruggen mee te bouwen.
De tuien van een pyloonbrug dragen het dek en leiden de belasting naar de pyloon. Dit werkt het meest efficiënt in symmetrische situaties waarbij de krachten aan weerszijden elkaar in evenwicht houden.