terug naar kennisblog
fietshellingen – deel 1: hellingspercentage
Te steil of niet? Het is een vraag die vaak gesteld wordt, zowel in de ontwerpfase van een fietsbrug als na oplevering. Strikte regelgeving over maximale hellingspercentages is er niet. Uiteindelijk gaat het erom of een fietshelling voor fietsers comfortabel genoeg is. Als fietsers een nieuwe brug mijden omdat de helling te steil en zwaar is, dan is het wellicht de investering niet waard. De juiste helling is dus essentieel. Maar wat is de juiste helling?
In het algemeen geldt: hoe groter het hoogteverschil, hoe lager het hellingspercentage. Logisch, want hoe steiler de helling, hoe minder lang fietsers deze kunnen trotseren. Bij lange hellingbanen is het om deze reden aan te raden het hellingspercentage naar boven toe geleidelijk af te laten nemen.
streefwaarden
Hoewel regelgeving ontbreekt, zijn er wel diverse richtlijnen over fietshellingen. Onderstaande grafiek is gebaseerd op deze richtlijnen en kwam tot stand in overleg met onder meer de Fietsersbond en het CROW. (Zie ook CROW publicatie 342, Ontwerpwijzer bruggen langzaam verkeer.) De grafiek toont de streefwaarden voor hellingpercentages en de bandbreedte waarbinnen een hellingbaan acceptabel kan zijn.
Dat het te overbruggen hoogteverschil, en daarmee de lengte van de hellingbaan, sterk bepalend is, blijkt duidelijk uit de grafiek. Bij een hoogteverschil tot 1,5 meter kan een helling best 7,5 procent zijn, maar bij een hoogteverschil van 6,5 meter ligt het maximale hellingspercentage al op 3 procent, waarna deze afneemt tot 2 procent bij hoogteverschillen van 10 meter. Dit heeft natuurlijk te maken met de grote lengte van hellingbanen die een dergelijk hoogteverschil overbruggen.
formule
Naast bovenstaande grafiek biedt ook de formule Z=(H/L)2 x L = H2/L inzicht in de moeilijkheidsgraad van een fietshelling. Z staat voor zwaarte. Bij normale omstandigheden geldt Z=0,075 als streefwaarde; de zwarte lijn in de grafiek komt overeen met Z=0,075. De bovengrens van de bandbreedte minder windhinder/minder comfort is gebaseerd op Z=0,2; de ondergrens (meer windhinder/meer comfort) op Z=0,033.
factoren
Bij het bepalen van het hellingspercentage is de zwarte lijn in de grafiek dus de streefwaarde. Allerlei factoren kunnen er echter voor zorgen dat een ander percentage acceptabel is. Zo is bijvoorbeeld de locatie van de brug van belang. Staat er geregeld veel wind? Dat is uiteraard van invloed op het comfort, dus is het slim de helling in zo’n geval minder steil te maken dan op een beschutte locatie nodig zou zijn.
Ook de ligging van de brug in het totale netwerk van fietsroutes kan van invloed zijn. Biedt de brug fietsers een significant snellere route, dan zullen ze eerder bereid zijn een steilere helling te accepteren dan wanneer een alternatieve route hen net zo snel maar een stuk comfortabeler op bestemming brengt.
Ook zaken als zichtlijnen zijn van belang. Is de helling al van veraf te overzien en in te schatten door fietsers? Dan zullen ze vaart maken voor een helling die strikt genomen iets te steil is. Komt de helling als een verrassing, dan zal de gemiddelde fietser er aanzienlijk meer moeite mee hebben.
In deel 2 van dit drieluik gaan we dieper in op het ontwerpen van een fietshelling.
Deel 3 belicht de alternatieven, voor situaties waarin echt niet aan de richtlijnen (bovenstaande grafiek) voldaan lijkt te kunnen worden.
Benieuwd wat we voor uw specifieke situatie adviseren? We helpen u graag.
meer informatie?
bel Ivo Mulders:
015 750 25 73
Design Guide fietshellingen 3.0